Werking

Vacuüm extrusie technologie

Het substraat wordt eerst op een temperatuur van minimaal 65°C gebracht. Hierna wordt de verwarmde bio-massa met een druk van 2-3 bar tegen het ventielslot van het vacuümvat gedrukt en er doorheen geperst.

Bij het binnentreden van het vacuümvat knalt de bio-massa door het drukverschil uit elkaar, waarbij een deel van de bio-massa in damp-vorm overgaat. Deze damp condenseert en verzamelt zich onderin het vacuümvat waar de uitvoerpomp het samen met de rest van het substraat naar een voorraadvat voor tussenopslag of direct naar de vergister stuwt. Doordat de damp condenseert, daalt de temperatuur van het substraat naar ongeveer 40°C, de gewenste temperatuur voor mesofiele vergisting.

Het effect van het drukverschil van 2-3 bar voor het ventielslot, en de 0 bar (nagenoeg vacuüm) in het vacuümvat is in de praktijk veel groter dan de 3-4 bar die uit deze vergelijking getrokken kan worden.
Water kookt bij (nagenoeg) vacuüm condities bij ongeveer 45°C. Omdat de bio-massa bij binnenkomst van het vacuümvat een temperatuur van 65°C heeft, krijgt het daarom een extra klap. Het effectieve drukverschil dat de bio-massa doormaakt benadert daardoor dan ook eerder 5-7 bar.

Door dit brute effect wordt de bio-massa tot op macromoleculair niveau opengelegd. De enzymen en bacteriën die een rol spelen tijdens de hydrolysefase kunnen zo veel efficiënter hun werk doen.